Maak je niet dik: BMI kan misleidend zijn

Weten of je een gezond gewicht hebt? Dan bereken je je BMI. Tenminste, klopt die rekenmethode eigenlijk wel?

Een eerdere versie van dit artikel verscheen in februari 2024 in maandblad Quest.
Afbeelding: Jo Zimny Photos via Flickr.

Een vrouw van 45 jaar is 1.67 lang en weegt 70 kilo. Dat komt neer op een BMI van 25.1, waarmee ze nét in de categorie ‘overgewicht’ valt (zie kader Hoe BMI uitrekenen?). Bij de arts laat ze haar lichaamsvet meten, waar een score van 28 procent uit komt. Een vetpercentage tussen 20 en 35 procent geldt voor vrouwen als ‘normaal’, dus hier valt de veertiger heel netjes in de middenmoot. Twee meetmethoden, met twee verschillende uitkomsten. Waar ligt dat aan? Het korte antwoord is dat de BMI niet feilloos is. Dat wisten experts al veel langer dan vandaag, maar de roep om overgewicht op andere manieren te meten begint steeds luider te klinken. De American Medical Association, een grote Amerikaanse beroepsorganisatie, wond er vorig jaar geen doekjes om en noemde de BMI ‘imperfect’ en zelfs ‘misleidend’. Het houdt te weinig rekening met individuele verschillen tussen mensen, zeggen de critici, waardoor het weinig zegt over gezondheidsrisico’s. Veel belangrijker dan de verhouding tussen lengte en gewicht, is hoeveel vet er in ons lichaam zit en vooral ook wáár dat vet zit.

De gemiddelde man

De BMI was nooit bedoeld om te gebruiken in de gezondheidszorg. In de jaren 1830 vroeg de Belgische Lambert Adolphe Jacques Quetelet zich af hoe de ideale ‘gemiddelde man’ eruit zag.  Quetelet was een wetenschappelijk manusje-van-alles die zich onder andere bezighield met wiskunde en sociologie. Eén van de factoren die hij bekeek voor zijn ‘gemiddelde man’-project was lichaamsbouw. Hij zette een lading mannen op de weegschaal en mat hun lengte op, waarna hij concludeerde dat gewichtstoename in verhouding stond tot lengte in vierkante meter. Maar dat ging dus over een gemiddelde trend die hij zag, onder witte mannen in de negentiende eeuw.
Decennialang repten wetenschappers amper over ‘Quetelets Index’, zoals de rekenmethode in het begin heette. Dat veranderde pas in de jaren 1970, toen overgewicht een serieus gezondheidsprobleem in de Westerse maatschappij begon te worden. De Amerikaanse arts Ancel Keys zocht een manier om patiënten met overgewicht snel te diagnosticeren en haalde de Quetelet Index onder het stof vandaan. In 1972 introduceerde hij in een artikel de term ‘Body Mass Index’.
Discussie over die index is er vanaf het begin, zelfs Keys plaatste er direct kanttekeningen bij. Toch werd het erg populair in de praktijk. ‘Het is een makkelijke, snelle check’, zegt Mariette Boon, obesitas-arts in het Erasmus MC. ‘Bijna iedereen heeft een weegschaal thuis en weet ongeveer zijn eigen lengte. Ook voor zorgverleners die weinig tijd hebben, is het handig.’
Maar als het gaat over de gevaren van overgewicht, is er één belangrijke factor waar de BMI geen enkele boodschap aan heeft:  lichaamsvet. Als iemand bijvoorbeeld veel sport, kan de BMI-score een vertekend beeld geven. Spieren zijn namelijk zwaarder dan vet, het weegt zo’n 15 procent meer. Boon en haar collega’s deden voor onderzoek naar overgewicht eens een oproep voor proefpersonen met een BMI tussen 25 en 35. ‘Toen stond er ineens een bodybuilder voor mijn neus. Dat bedoelden we dus niet.’

Hoe BMI uitrekenen?

Goed, je mag je BMI-score dus met een korreltje zout nemen. Maar hoogstwaarschijnlijk wil je hem tóch weten. Dat kun je berekenen door je gewicht te delen door je lengte in het kwadraat, of je laat een van de vele online calculators dit voor je doen. In het algemeen geldt voor een volwassene een BMI-score tussen 18,5 en 25 als gezond. Voor kinderen ligt de grens tussen gezond gewicht en overgewicht lager, en verandert deze ook mee met de leeftijd. Bij 70-plussers mag het BMI juist iets hoger liggen voordat het risico op hart- en vaatziekten toeneemt, volgens de Hartstichting. Dan kan juist een lager BMI een teken van zorg zijn, bijvoorbeeld door verminderde spierkracht of te weinig eten. Goed om in gedachten te houden, is dat dit alles geldt voor westerlingen. Van hindoestanen is inmiddels bekend dat zij bij een BMI van 23 al extra risico lopen op gezondheidsproblemen, maar voor veel andere groepen is dit nog niet goed onderzocht.

Verborgen vet

Andersom kun je een hoog vetpercentage hebben zonder dat dat direct aan je te zien is. ‘Dun van buiten, dik van binnen’, zo omschrijft de Britse hoogleraar Jimmy Bell van het Imperial College Londen en de University of Westminster het. Hij ontdekte dat sommige mensen er qua lichaamsbouw best gezond uit zien, maar van binnen tóch vol ongezond vet zitten.
Dat komt doordat vet zich grofweg op twee plekken kan stapelen in ons lichaam, legt Boon uit. Ten eerste kan het over je hele lichaam net onder de huid zitten, dat zijn de vetkwabben die je ziet en tussen je vingers kunt samenknijpen. Maar er kan ook vet dieper in de buik verstopt zitten, tussen organen in. Dit zogenoemde viscerale vet, of orgaanvet, is het soort waar we ons vooral zorgen over moeten maken, volgens Boon. Een beetje visceraal vet kan geen kwaad. ‘Maar als hiervan een grote hoeveelheid ontstaat, dan kan het vet op die plek ontstoken raken.’ Zulke ontstekingsreacties in het lichaam kunnen tot allerlei gezondheidsellende leiden, zoals diabetes of hart- en vaatziekten. Een hoge BMI-score is daarom zorgelijker als je een uitpuilende buik hebt, dan als je een zandloperfiguur hebt met dikke billen en bovenbenen met een relatief slanke taille. ‘Sterker nog, het blijkt juist dat deze laatste groep mensen een beetje beschermd is tegen het krijgen van diabetes.’ Hoe dat kan, is nog niet duidelijk.
Tegelijkertijd zijn er mensen die er lange tijd relatief slank blijven uitzien, terwijl visceraal vet zich tussen hun organen wringt. Beslis je puur op basis van BMI wie overgewicht heeft, dan blijven er dus mensen onder de radar. In een studie uit 2012 van New York University School of Medicine en Weill-Cornell Medical College vergeleken de onderzoekers het BMI en lichaamsvet van 9000 volwassenen. Op basis van BMI leek bij 39 procent niets aan de hand, terwijl scans aantoonden dat ze teveel lichaamsvet hadden. Die mismatch kwam vooral voor bij vrouwen: 48 procent kwam onterecht in de categorie ‘geen overgewicht’ als je alleen naar BMI zou kijken, tegenover 25 procent van de mannen. De onderzoekers ontdekten dat bij vrouwen de kans op zulke missers toenam met hun leeftijd, terwijl ze bij mannen geen leeftijdsverschillen zagen.
Dat de BMI het vaker bij het verkeerde eind heeft bij vrouwen dan bij mannen is niet zo gek als je bedenkt dat zowel Quetelet als Keys onderzoek deden onder mannen tussen grofweg 20 en 65 jaar. Dat waren ook nog eens voornamelijk witte mannen. Inmiddels blijkt de meetmethode helemaal niet zo lekker aan te sluiten bij mensen met andere etnische achtergronden. Zo lijkt bij mensen uit Singapore pas sprake van overgewicht bij een BMI van 27, in plaats van de 25 die we in het Westen hanteren. ‘En bij mensen van Hindoestaanse afkomst blijkt bij een BMI van 23 al sprake van overgewicht’, vertelt Boon, die onderzoek doet naar die groep. ‘Vet gaat bij hen sneller op de buik en tussen de organen zitten.’ Met haar studie hoopt ze te ontdekken hoe dat komt, mogelijk hebben hormonen er iets mee te maken (zie kader De invloed van hormonen onderaan dit artikel).

Buikomvang

Hoe weet je wat in jouw lichaam de verhouding is tussen vet, spieren en water? Daar bestaan verschillende methoden en apparaten voor, maar bijna altijd is het een schatting. Een van de nauwkeurigere metingen is via een DEXA-scan. Boon: ‘Die is vooral bedoeld om botten te scannen op botdichtheid, maar kan ook goed onderscheid maken tussen botten en vet.’ Maar voor zo’n scan, waarbij röntgenfoto’s worden gemaakt, zul je naar het ziekenhuis moeten.
Gelukkig is er ook een simpele thuistest: je buikomvang meten (zie kader De buik opmeten onderaan dit artikel). Dat is immers waar dat nare ongezonde vet zich ophoopt. Een nadeel is dat het een precisieklusje is, waardoor meten sneller misgaat dan een simpel rekensommetje met lengte en gewicht. Maar als je het zorgvuldig doet, geeft het een betrouwbaarder beeld dan BMI. Zo concludeerden Australische wetenschappers in een studie uit 2007 dat buikomvang een betere voorspeller was voor het risico op vroegtijdig overlijden, bijvoorbeeld aan hartkwalen. De verhouding tussen middel en heup meten was een nog betere voorspeller dan alleen buikomvang, maar beide methoden wonnen het van BMI. In de jaren erna volgende diverse studies met vergelijkbare resultaten.
Sinds 2023 staat daarom in de Nederlandse artsenrichtlijn voor overgewicht en obesitas voor volwassenen het advies om naast BMI ook buikomvang te meten. Ook de American Medical Association adviseerde dit in de verklaring van vorig jaar, en voegde eraan toe dat meer naar het grotere plaatje moeten kijken: wat is iemands leeftijd, geslacht en etniciteit? Welke ziektes komen in de familie voor? Hoe lang loopt iemand al met een hoog BMI rond? Dat speelt allemaal mee in de vraag hoeveel risico iemand loopt op gezondheidsproblemen.
Toch nemen artsen ook de BMI nog steeds mee in hun diagnoses. Ze moeten soms wel, legt Boon uit, omdat richtlijnen en verzekeringsafspraken over welke medicatie een arts mag uitschrijven vaak nog uitgaan van BMI-scores. En soms is er geen betere methode voor handen, bijvoorbeeld bij kinderen. Boon: ‘Omdat zij nog in de groei zijn, is buikomvang meten minder handig. De ene krijgt de groeispurt eerder dan de ander.’

 

De buik opmeten

Benieuwd of je een gezonde hoeveelheid buikvet hebt? Pak een meetlint, ga rechtop staan en meet op de blote huid tussen je onderste rib en de bovenkant van je bekken. Trek het meetlint niet te strak aan. Wat een gezonde omvang is, hangt af van je geslacht en etnische achtergrond. Voor de volgende groepen is hierover data:

Etniciteit Verhoogd risico (op o.a. hartaandoeningen) Ernstig verhoogd risico
Vrouw Man Vrouw Man
Europees, Amerikaans, Midden-Oost Mediterraan 80 94 88 102
Latijns, Zuid-Amerikaans 83 88 90 94
Sub-Sahara Afrikaans 80 94
Afrikaans Amerikaans 90 80 99 95
Afrikaans 71,5 76,5 81,5 80,5
Aziatisch 80 85
Chinees 81 83
Koreaans 75 80 85 90
Inheems Canadees 80 94

(uit: Richtlijn overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen, 2023)

Wil je nog nauwkeuriger meten, dan kun je kijken naar de middel-heup-ratio. Meet hiervoor je middel op het smalste deel (net boven de navel) en de heup op het breedste deel. Deel de middelomtrek door de heupomtrek. Bij mannen geeft een score van meer dan 0,95 verhoogd risico op ziektes, bij vrouwen een score van meer dan 0,8.

 

De invloed van hormonen

Gaat elk pondje door het mondje? Zo simpel ligt het niet. Je hoeveelheid lichaamsvet ontstaat door een ingewikkeld samenspel van leefstijl, genetische aanleg en talloze hormonen. Een aantal hormonen die invloed uitoefenen:

  • Geslachtshormonen (oestrogeen en testosteron).
    Mannen verzamelen sneller vet in de buik, vrouwen vaker rondom billen en heupen. In de overgang verandert de hormoonbalans, waardoor ook bij vrouwen vaak een buikje verschijnt.
  • Groeihormonen
    Als we ouder worden maken we steeds minder groeihormonen aan, waarmee spiermassa afneemt en vetmassa toeneemt.
  • Stresshormoon cortisol
    Cortisol geeft de hersenen onder andere het signaal om calorierijk te eten, waardoor langdurige stress zich kan uiten in het cijfer op de weegschaal. Daarnaast kan vet zich onder invloed van cortisol verplaatsen van armen en benen naar de buik.
  • Leptine
    Dit hormoon houdt de vetvoorraad in het lichaam in de gaten, en geeft signalen wanneer te stoppen met eten en de vetverbranding aan te zwengelen. Bij zwaar overgewicht is de hormoonbalans verstoort en geeft leptine niet meer de juiste signalen door aan de rest van het lichaam. Zonder medische begeleiding is het heel moeilijk het evenwicht (blijvend) te herstellen.

 

Doneren

Dit artikel kon je gratis lezen via mijn website. Waardeer je het en wil je dat laten blijken? Je kunt mijn journalistieke werk steunen met een donatie.

Totaal: € -

About the author

error: Content is protected !!